Springen: Afstanden en afzet

Springen: Afstanden en afzet

Veel beginnende springruiters komt dit bekend voor: moeite met inschatten van afstanden. Hoe vaak gebeurt het niet dat je op een hindernis af galoppeert en je net niet goed uitkomt voor de hindernis. De een zal veelal wel springen als hij net te ruim of te krap komt, maar ook een braverd moet je niet te vaak beledigen. De ander zal bij het verkeerd uitkomen voor de hindernis stoppen.
Het is dus van belang om te leren inschatten hoe de hindernissen staan. Vorige keer hebben we het al gehad over balkjes draven en galopperen. Vooral dit laatste, galopperen over balken, geeft je al enig inzicht in de afstand van een galopsprong en leert je in een rustig gelijkmatig tempo te galopperen.

Tijdens het parcours verkennen, kijken de ruiters met hoeveel galopsprongen een hindernis gesprongen wordt. Met galopsprongen wordt de afstand tussen de hindernissen genomen, dus is de lengte van een galopsprong belangrijk om te weten voor de ruiter.
De gemiddelde lengte van een galopsprong is 2,70 tot 3,60 m. Dat betekent dat een paard met zijn leidende voorbeen ongeveer elke 2,70 tot 3,60 m. de grond raakt.

Hiermee komen we bij de galop. Hoe gaat de galop eigenlijk in zijn werk? We nemen als voorbeeld de rechtergalop:

  1. Het paard brengt zijn linker achterbeen onder zijn lichaam naar voren.
  2. Het paard brengt zijn linker voorbeen en zijn rechter achterbeen tegelijk naar voren (het diagonale benenpaar).
  3. Het paard brengt zijn rechter voorbeen naar voren, aansluitend volgt het zweefmoment voordat hij weer met de eerste stap begint.

Galoppeer eens aan en tel, na een paar galopsprongen, elke derde stap luid en ritmisch mee. Herhaal deze oefening een aantal keer. Op deze manier leer je een rustige galop te rijden, beheerst adem te halen en het paard in evenwicht te houden.

Een sprong over een hindernis is eigenlijk niet meer dan een vergrote galopsprong. Het is dus belangrijk dat het paard aan het eind van punt drie, net voor de afzet, op de juiste plek voor de hindernis komt.
Het ideale punt bij een stijlsprong is ongeveer zover voor de sprong als de sprong hoog is. Bij een oxer ligt het ideale afzetpunt iets dichterbij.
Het leren zien van afstanden kan alleen door heel veel te oefenen, door heel veel te springen.
Met training, onder leiding van een deskundig instructeur, leer je met veel geduld de afstanden te zien.

Enkele oefeningen om afstanden te trainen:

  • Leg een serie balken achter elkaar met een tussenafstand van een kleine drie meter en galoppeer hier een aantal keer overheen. Als dit goed gaat, kun je op drie meter na de laatste balk een sprongetje plaatsen. Elke balk is één galopsprong.
  • Zet vier cavaletti om een grote volte. Afhankelijk van of je in het midden of aan de binnen- of buitenkant springt, maak je tussen de cavaletti drie, vier of vijf galopsprongen.
  • Zet vier cavaletti (of balken of lage hindernisjes) achter elkaar. Tussen de eerste en de tweede houd je 12 meter afstand, tussen de tweede en de derde 15 meter en tussen de derde en de vierde weer 12 meter.
  • Zet cavaletti op de middenlijn van de rijbaan (één tussen F en K, één tussen E en B en één tussen M en H). Galoppeer in een grote S over de cavaletti (wissel van galop boven de middelste hindernis).

Ook interessant

Chat